In 1920 begint een hechte vriendschap tussen drie jiddische dichters in Warschau.
Pierre, een ingetogen jongeman, komt tijdens zijn zoektocht naar zijn Poolse grootmoeder de bijna honderdjarige Sulamita op het spoor. Ze leidt een teruggetrokken bestaan in haar stadspaleis in Rome en is het levende geheugen van een verdwenen wereld die zich uitstrekte van Moskou tot Boekarest, van Warschau tot Lviv, een wereld waar Jiddisj werd gesproken. Sulamita, die voor de Tweede Wereldoorlog uit Warschau is gevlucht, bezit zeldzame geschriften uit het interbellum, een tijd waarin het Joodse culturele leven in Oost-Europa bloeide.
Tussen Pierre en Sulamita ontstaat een bijzondere vriendschap en gezeten in haar rode pluchen stoel, een van de laatste overblijfselen van de Warschause Bond van Joodse schrijvers en journalisten, vertelt zij hem over drie dichters: Perets Markisj, Oeri Tsvi Greenberg en Melech Ravitsj - over hun werk, hun leven en hun tragische lot.
In 1920 begint een hechte vriendschap tussen drie jiddische dichters in Warschau.
Pierre, een ingetogen jongeman, komt tijdens zijn zoektocht naar zijn Poolse grootmoeder de bijna honderdjarige Sulamita op het spoor. Ze leidt een teruggetrokken bestaan in haar stadspaleis in Rome en is het levende geheugen van een verdwenen wereld die zich uitstrekte van Moskou tot Boekarest, van Warschau tot Lviv, een wereld waar Jiddisj werd gesproken. Sulamita, die voor de Tweede Wereldoorlog uit Warschau is gevlucht, bezit zeldzame geschriften uit het interbellum, een tijd waarin het Joodse culturele leven in Oost-Europa bloeide.
Tussen Pierre en Sulamita ontstaat een bijzondere vriendschap en gezeten in haar rode pluchen stoel, een van de laatste overblijfselen van de Warschause Bond van Joodse schrijvers en journalisten, vertelt zij hem over drie dichters: Perets Markisj, Oeri Tsvi Greenberg en Melech Ravitsj - over hun werk, hun leven en hun tragische lot.